HGOP, pijnacker
z website 1.1 hervormde toren

HGOP Brengt geschiedenis dichtbij!

z website 1.2 rk kerktoren

HGOP Brengt geschiedenis dichtbij!

z website 1.3 witte huis

HGOP Brengt geschiedenis dichtbij!

z website 1.4 1647

HGOP Brengt geschiedenis dichtbij!

z website 1.5 cjmv

HGOP Brengt geschiedenis dichtbij!

Stolpersteine

Stolpersteine in Pijnacker

 

Kunstenaar Gunter Demnig legt twee Stolpersteine bij Zuiderstraat 17 voor Heijman Moses en zijn vrouw Hedwig (‘Hetty’) Moses-Andriesse

Op dinsdag 23 april 2024 zijn in de gemeente Pijnacker-Nootdorp vijf zogenaamde Stolpersteine (‘struikelstenen’) geplaatst ter nagedachtenis aan de in de Tweede Wereldoorlog omgebrachte Joodse inwoners. Kunstenaar Gunter Demnig plaatste de eerste steen in onze gemeente. De stenen zijn in de openbare ruimte geplaatst in het trottoir.

In Pijnacker gaat het om de volgende personen met hun woonadres:

  • Hedwig Moses-Andriesse, Zuiderstraat 17
  • Heijman Moses, Zuiderstraat 17
  • Jacob Sanders, Julianalaan 17
  • Salomon van der Veen, Emmapark 60
  • Hana Lipszyc-Bialer, Kerkweg 34

Edwin van Baarle, auteur van het boek ‘Vertrokken zonder nader adres. De joodse inwoners en onderduikers van Pijnacker, 1936-1945’ (2005) sprak bij deze gelegenheid de volgende woorden:

Vandaag vormt het sluitstuk van een zoektocht die op de kop af eigenlijk 25 jaar geleden begon. Ik was 15 toen ik het boek van Jan Wenteler over de geschiedenis van Pijnacker kocht. In het boek stond een lijst met oorlogsslachtoffers uit Pijnacker. Onder het kopje ‘Als joods medeburger in concentratiekamp overleden/omgebracht’ stonden vier namen. Twee mannen, twee vrouwen. Het wekte direct mijn interesse. Wie waren zij, wat was er precies met hen gebeurd? Meer informatie kon ik in het boek niet vinden, dus besloot ik zelf op zoek te gaan.

Ik nam contact op met de gemeente. En kwam via mijn familie, allemaal geboren en getogen Pijnackernaren, op het spoor van mensen die mij meer konden vertellen over wat de Joodse inwoners was overkomen tijdens de bezettingsjaren. In het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie vond ik een lijst van 21 Joodse Pijnackernaren. De burgemeester had deze lijst, ‘een opgave in alfabetische volgorde van de in deze gemeente woonachtige Joodse personen’, op 11 mei 1942 aan moeten leveren bij de Duitse bezetter.

Op basis van de gegevens van de lijst kon ik vaststellen dat niet vier maar vijf Joodse inwoners de oorlog niet overleefden. Landelijk is 73 procent van de Joodse inwoners tijdens de bezettingsjaren vermoord. In Pijnacker lijken die percentages omgekeerd. Hoe komt dat? De Joodse Pijnackernaren waren al in een vroegtijdig stadium ondergedoken of gevlucht. En hadden ook de keuze gemaakt om dat te doen. Anderen konden of wilden dat niet. Beschikten niet over de contacten, adressen of het benodigde geld.

In Pijnacker was dat anders. Toen er in opdracht van de nazi’s twee maanden na de start van de deportaties werd geïnformeerd welke Joodse inwoners er nog in de gemeente woonden, was iedereen al weg. Op twee Joodse mannen na die met niet-Joodse vrouwen waren getrouwd, en daardoor minder gevaar liepen. Zelfs van de vijf omgebrachte inwoners hebben er drie een vluchtpoging ondernomen. Ook de twee anderen, Heijman en Hetty Moses, is een onderduikadres aangeboden door dokter Van der Horst. Die overigens in veel van de overlevingsverhalen werd genoemd. Heijman en Hetty wilden echter niets van onderduiken weten. Zij waren ervan overtuigd dat ze naar werkkampen gebracht zouden worden. Van Maartje Lamens die de twee goed had gekend, hoorde ik dat Hetty flanellen lakens gebruikte als voering voor hun kleding, zodat die bestand zou zijn tegen een koude Poolse winter. Straks gaan we voor hen de eerste stenen leggen.

De afgelopen maanden heb ik me vaak moedeloos gevoeld. Waar deden we dit eigenlijk voor? Als je om je heen kijkt, lijkt het alsof de wereld niets geleerd heeft. De mezoeza, een tekstkokertje dat naar Joods gebruik op deurposten wordt aangebracht, hebben we op verzoek van mijn Joodse schoonouders al maanden geleden weggehaald. Je kunt immers nooit weten. Je weet misschien wel wie je buren zijn, maar wie komt er bij hen op bezoek? Wie bezorgt de post?

Toch is het belangrijk om Heijman, Hetty, Jacob, Salomon en Hanni te herdenken. Ze maakten onderdeel uit van onze gemeenschap. Ze deden hier hun boodschappen, maakten praatjes met de buren, waren hier voor het laatst samen met hun geliefden. Hoe lang hebben de Pijnackernaren van toen nog gewacht op hun terugkeer? Wanneer werd het hen duidelijk dat de buurman of buurvrouw niet meer terug zou komen? We weten het niet. Langzaam verdwenen de herinneringen aan hen uit ons dorp. Nu zijn ze weer terug. De stenen die we straks gaan leggen zullen ervoor zorgen dat deze mensen nooit meer uit het collectieve geheugen van het dorp zullen verdwijnen, en zullen daarnaast ook een blijvende aanklacht vormen. Zoals de historicus Presser schrijft in zijn standaardwerk ‘Ondergang’: ‘Nog eenmaal op aarde moest hun klacht, hun aanklacht weerklinken’. Vergeet niet wat ons is aangedaan.

Zuiderstraat 17

Wethouder Hanneke van de Gevel legt witte rozen bij de Stolpersteine voor Heijman Moses en zijn vrouw Hedwig (‘Hetty’) Moses-Andriesse
Stolpersteine bij Zuiderstraat 17 voor Heijman Moses en zijn vrouw Hedwig (‘Hetty’) Moses-Andriesse

In dit huis woonden vanaf oktober 1941 tot hun arrestatie bijna een jaar later Heijman Moses en zijn vrouw Hedwig, die ‘Hetty’ werd genoemd. Hun huis in Rotterdam was getroffen tijdens een geallieerd bombardement. Ze huurden hier een kamer bij de weduwe Slootweg. Heijman was papierhandelaar en reisde elke dag naar z’n werk in Rotterdam en nam dan op de terugweg spullen mee die hij had opgedoken uit de ruïnes van zijn woning. Maartje Lamens, de schoondochter van mevrouw Slootweg, kon zich zestig jaar later het echtpaar nog goed herinneren. Ze vertelde: ‘Hetty wist overal vlug de weg. Daar stond ik echt perplex van. Ik kwam haar dan tegen op straat en dan zei ze: “Je moet eens naar die en die winkel gaan, daar zie je nog eens wat”. Maartje karakteriseerde het echtpaar als volgt: ‘Hetty was altijd optimistisch en kon niet geloven dat de Duitsers zo wreed konden zijn. Op een dag pakte ze mijn schoonmoeder beet en begon met haar in de gang te dansen. Ze riep dat we na de oorlog weer allemaal gelijk zouden zijn. Heijman was daarentegen wat teruggetrokken en voelde dat de toekomst niet veel goeds zou brengen’. De invoering van de Jodenster viel rond de verjaardag van de toenmalige prinses Juliana, op 30 april 1942. Hetty zei over de sterren: ‘Die doen wij op en dan gaan we in het dorp boodschappen doen. Dan hebben wij oranje gedragen.’

Ook op zaterdag 5 september 1942 moesten de twee boodschappen gaan doen. De dag dat hier vlakbij, bij de Dorpskerk, de begrafenis plaatsvond van een NSB-er. Een gebeurtenis die veel fout volk aantrok. Heijman en Hetty waren uit voorzorg al de hele dag binnengebleven. Maar bij een stomerij op dorp lag nog kleding van hen die voor sluitingstijd moest worden opgehaald. Ze besloten toch te gaan. Juist op het moment dat ze op de Kerkweg liepen, was de begrafenis afgelopen en kwamen ze midden in de stoet terecht. Met hun sterren op waren ze een makkelijk doelwit. Een NSB-er uit Delft hield hen aan en noteerde hun namen en adres. Die zondag overwoog Heijman nog te vluchten, maar Hetty wilde daar niets van weten. ‘Ze weten ons toch te vinden’, moet ze gezegd hebben. Op maandagochtend kwam de Delftse NSB-er langs met enkele vrienden van hem. De hele woning werd overhoop gehaald. Kasten werden binnenstebuiten gekeerd, beddengoed van de bedden afgetrokken. Heijman en Hetty moesten meekomen. En verder namen de NSB-ers alles mee wat van hun gading was. Heijman wist nog snel een paar woorden op een envelop aan zijn broer te krabbelen: ‘Zojuist staat de wagen voor. We starten naar het oosten.’
Heijman en Hetty kwamen in kamp Westerbork terecht. De volgende dag al werden ze naar Auschwitz gedeporteerd. Hedwig werd daar direct na aankomst vermoord. Ze was 27 jaar. Heijman werd geselecteerd voor dwangarbeid. Maar ook hij werd na twee maanden omgebracht. Heijman is 33 jaar geworden.

Julianalaan 17

Geïnteresseerden bekijken de Stolperstein bij Julianalaan 17 voor Jacob Sanders

Op 1 juli 1940 kwam hier uit Den Haag de familie Sanders wonen. Vader, moeder en twee dochters van op dat moment 15 en 17 jaar oud.
Jacob was arts en betrokken bij het verzet. Hij verleende hulp aan het Bureau Inlichtingen in Londen, hij hielp parachutisten en hij liet mensen uit het bevolkingsregister van Rotterdam verdwijnen, zodat deze onvindbaar werden voor de Duitsers. Als onderzoeksarts had hij toegang tot deze administratie. De familie Sanders dook in het late voorjaar of de vroege zomer van 1942 onder. Moeder en dochters gingen naar Scharnegoutum. Jacob dook onder bij een boer in Loosduinen. Hij is op 30 november 1943 opgepakt bij een poging naar Engeland te gaan. Bijna drie maanden zat hij opgesloten in het Oranjehotel in Scheveningen.

Witte rozen omgeven de Stolperstein bij Julianalaan 17 voor Jacob Sanders

Op 4 mei 1944 komt Jacob in kamp Westerbork terecht. Hij wordt daar ondergebracht in barak 51, de gevangenis van het kamp. Binnen het kamp was er een barak waarin gevangenen in cellen werden opgesloten. Bijvoorbeeld Joden die als vluchtgevaarlijk werden beschouwd. Na ruim twee weken vertrok er een nieuw transport vanuit Westerbork naar Auschwitz. Ook Jacob werd met deze trein gedeporteerd. Het toeval wil dat juist deze trein uitgebreid is gefilmd tijdens het vertrek uit Westerbork. De opnamen ervan zijn wereldberoemd. Iedereen kent de beelden van het meisje tussen de wagondeuren, die later werd herkend als Settela Steinbach uit de Sinti-gemeenschap. Nog altijd worden mensen geïdentificeerd op de opnamen.
Wat er daarna verder met Jacob is gebeurd, is niet bekend. Vermoedelijk is hij na aankomst in Auschwitz voor dwangarbeid geselecteerd. Vast staat dat hij de oorlog niet heeft overleefd. Hij is 57 of 58 jaar geworden.

 

Edwin van Baarle leest, onder toeziend oog van Burgemeester Björn Lugthart, de geschiedenis van Salomon van der Veen voor.
Struikelsteen voor Salomon van der Veen

 

Emmapark 60
In april 1941 kwam Salomon van der Veen met zijn broer en hun stiefmoeder in dit huis wonen. Hun vader was een half jaar eerder overleden. Hun moeder in 1930. Salomon was boekhouder van beroep. De familie was Joods. Tijdens de oorlog raakte Salomon betrokken bij het verzet. Het enige wat daarover bekend is, is dat zijn groep zich onder meer bezighield met het stelen van wapens van de Duitse bezetter.
Bijna een jaar na hun komst naar Pijnacker besloot Salomon’s jongere broer Lout naar het buitenland te vluchten. Vanwege de steeds heftiger wordende Jodenvervolging, maar ook om te gaan vechten tegen de nazi’s en hun bondgenoten. Twee maanden later besloot Salomon zijn voorbeeld te volgen.

Het werd een lange reis dwars door bezet België en Frankrijk. Uiteindelijk ontmoette hij na zeven maanden zijn broer weer in Spanje. Samen staken ze de oceaan over. Ook Salomon wilde gaan vechten. Hij volgde daartoe een militaire opleiding in Amerika en trad in dienst van het KNIL. Op 27 februari 1944 vertrok Salomon aan boord van een bommenwerper vanuit San Francisco naar Australië om zich daar bij zijn legeronderdeel te voegen. Na vijf uur vliegen werd boven de oceaan een mankement ontdekt aan het brandstofdistributiesysteem. Er was niet genoeg benzine beschikbaar om de eindbestemming te bereiken. Salomon had als navigator de taak om een van de hulpschepen die op de route lagen op te sporen. Dat lukte. Maar een van de brandstoftanks, waarvan gedacht was dat ze die al hadden gedumpt in zee, zat klem en hing nog half onder het toestel. Deze explodeerde bij de noodlanding op het water en het toestel vloog direct in brand. De radiotelegrafist die als enige achterin het toestel had gezeten, werd uit het vliegtuig geslingerd en overleefde. Tegen de tijd dat de reddingssloep bij hem arriveerde, was het vliegtuig met de rest van de bemanning al onder het wateroppervlak verdwenen. Salomon is 24 jaar geworden. Zijn broer en stiefmoeder overleefden de oorlog.

Burgemeester Björn Lugthart en Edwin van Baarle onthullen gezamenlijk de Stolperstein bij Kerkweg 34 voor Hana (‘Hanni’) Lipszyc-Bialer.

 

Kerkweg 34
Op dit adres werd in september 1941 de 23-jarige Hana, of Hanni, zoals ze werd genoemd, ingeschreven. Ze was de dochter van een dassenfabrikant en net als haar ouders geboren in Warschau. Ze had nog een zus die voor de oorlog al naar het toenmalige Palestina is geëmigreerd.
In het voorjaar van 1942 is Hanni in Rotterdam getrouwd met de eveneens uit Polen afkomstige Salli Lipszyc. Acht jaar geleden (in 2016) zijn er foto’s opgedoken van dat huwelijk. Volgens het bevolkingsregister heeft Salli nooit in Pijnacker gewoond. Zijn laatste adres was in Rotterdam.

Struikelsteen voor Hana Lipszyc-Bialer

Kort na hun huwelijk zijn Salli en Hanni naar het buitenland gevlucht, omdat het in Nederland te gevaarlijk voor hen werd. In Frankrijk is het misgegaan. Salli en Hanni werden gearresteerd en kwamen terecht in het kamp Drancy, vlakbij Parijs, een doorgangskamp voor Joden. Het was de Franse versie van Westerbork.

Op 11 september 1942 werden beiden vanuit Drancy naar Auschwitz gedeporteerd. Hanni werd vermoedelijk direct na aankomst vermoord in de gaskamers. Salli staat nog steeds te boek als vermist, maar er is geen reden om aan te nemen dat hij de oorlog heeft overleefd. Hanni is 24 jaar geworden. Salli was eveneens 24 toen hij werd gedeporteerd, maar zijn leeftijd bij overlijden weten we niet. Het bizarre toeval wil dat hun ouders in dezelfde trein vanuit Nederland naar Sobibor werden gedeporteerd. Ook zij keerden niet terug.

Ook dominee Treuren heeft op 23 april 2024, tijdens de bijeenkomst voor de plaatsing van de Stolpersteine, een toespraak gehouden die u hier kunt teruglezen (opent in pdf).