HGOP, pijnacker
z website 1.1 hervormde toren

HGOP Brengt geschiedenis dichtbij!

z website 1.2 rk kerktoren

HGOP Brengt geschiedenis dichtbij!

z website 1.3 witte huis

HGOP Brengt geschiedenis dichtbij!

z website 1.4 1647

HGOP Brengt geschiedenis dichtbij!

z website 1.5 cjmv

HGOP Brengt geschiedenis dichtbij!

Tentoonstelling Pijnacker “Boerenleven” 2018-2

Tentoonstelling Pijnacker “Boerenleven” (2018)

Niet alle Pijnackers boerderijen passeerden de revue, maar vooral verhalen over hoe de boeren leefden en hun tijd besteedden.

Hoeve Blijdorp, Klapwijkseweg 93, nu Hoogseweg 2.

Landbouw en veeteelt zijn altijd belangrijk geweest voor ons dorp, hoewel de opbrengsten vroeger door bijvoorbeeld misoogsten soms nogal klein waren. In zijn achttiende-eeuwse dagboek prikte Paulus van der Spek het romantische beeld dat dichters soms van het boerenleven hadden flink door. Het was vooral een kwestie van keihard werken.  Weinig bleef de boer bespaard: rundveepest, te droge zomers of juist te vochtig. De winter van 1740 was zelfs zó streng dat bij gebrek aan voedsel voor het vee het muffe stro uit de bedstee werd gehaald.

Zuideindseweg 25, hooien.

Tegenwoordig zijn er in Pijnacker nog maar weinig boerenbedrijven. In 2017 waren er nog 12, terwijl dat er in 1957 nog 160 waren. Veel boerenbedrijven zijn gestopt en verhuisd naar bijvoorbeeld Flevoland waar nog wel kan worden uitgebreid. Er zijn hier nu nog vooral hobbyboeren die wat vee houden. De vrijgekomen grond werd vooral besteed aan huizenbouw. Gelukkig zijn nog verschillende authentieke boerderijen behouden, zes daarvan hebben de rijks- en 27 de gemeentelijke monumentenstatus.

Zuideindseweg 37

Eeuwenlang bepaalden de seizoenen het ritme van het boerenleven. De namen van de maanden verwezen hier ook naar. Juli was de hooimaand, augustus de oogstmaand, oktober de wijnmaand en november de slachtmaand. Om de strenge winter door te kunnen komen werd fruit geweckt in potten en boontjes gingen in het zout. Verder moest er hout worden gehaald, bieten gerooid, koeien gemolken, kaasmaken, aardappels geschild, mest gereden, gehooid, de slootkanten onderhouden. En dat allemaal in een tijd dat het boerenwerk vooral handwerk was. Er was immers nog geen electriciteit en telefoon. Ook kinderen hielpen al van jongsaf aan mee in het bedrijf, op het land en in de stal.

Nieuwkoopseweg 36, Piet Tas

Met het verzorgen van de dieren was de meeste tijd gemoeid. Dat betekende vroeg opstaan om te melken. Elke koe gaf 2 tot 15 liter melk.   Het ergste vuil werd gezeefd met een teems en dan ging de melk in bussen van 40 liter. Die werden dan door de melkrijder opgehaald. Melkkoeien werden twee keer per dag gemolken en gaven dan wel 30 liter. Per jaar is dat 9000 liter, want in de draagtijd staat een koe droog. Koe Dina 4 van twaalf jaar van Wim van de Ende  gaf in haar leven meer dan 100.000 liter. Daarna was zij dus  ‘uitgemolken’.

Boeren waren in de oorlogsjaren belangrijk voor de voedselvoorziening. Kinderen werden bij boeren ondergebracht voor een dagelijkse warme maaltijd en ook mensen op hongertocht konden vaak op voedsel rekenen. Als dank hielpen zij dan in de stallen. Ook onderduikers konden zich op de boerderijen goed verstoppen. Zo hielpen de boeren veel mensen de oorlog door.

Inrichting van de tentoonstelling door de Hippers. Marianne met de boer voor de etalage.

Een bijzonder beroep  was dat van veedrijver. Zij brachten het vee van de boerderijen naar de veemarkt. Let wel lopend. Soms liepen veedrijvers met wel 100 stuks vee helemaal naar Utrecht. Het kostte de veedrijvers soms veel moeite om de koeien op het rechte pad te houden. Koeien die de troep ophielden, zorgden ervoor dat men overstapte op veewagens. Pieter Klos dreef wel 64 jaar het vee vanuit Pijnacker naar de jaarmarkten in Woerden, Alkmaar of Montfoort. Vermoedelijk heeft hij in zijn leven een afstand gelopen van meer dan drie keer de wereld rond.