Schetsen van Pijnacker
Uit: Schetsen uit de geschiedenis van Pijnacker, 2de druk,1986
Pijnacker in de 20e eeuw
Bebouwing
Voor 1900 bestond de bebouwde kom van het dorp Pijnacker nog uit twee kernen. Een kleine kern werd gevormd door het oude dorp bij de hervormde kerk. De andere kern was groter en om vatte de Oostlaan, de Westlaan en, gerekend vanaf de vier sprong, de eerste stukken van Noordweg en Kerkweg. Aan de Kerkweg, die de verbinding tussen beide kernen vormde, lagen verder alleen aan de westzijde verspreid enige boerderijen, waarvan er nu nog enkele bestaan (o.a. ‘Acht is meer dan Duizend’). De oostzijde was onbebouwd. Er waren weilanden, door een sloot gescheiden van de weg.
De eerste aanzet tot uitbreiding kwam door, of viel samen met de opening van de Hofpleinspoorlijn in 1908. De Stationsstraat werd aangelegd. Daaraan werd een nieuwe school gebouwd en er verrezen enige huizen aan de kant van het dorp, later ook aan de kop bij het station. In deze periode deed de woningwetbouw zijn intrede in Pijnacker.
In 1919 werden de eerste woningen van de woningbouwvereniging opgeleverd, nl. in de Stationsstraat (no. 56-58) en in een nieuw aangelegde dwarsstraat, de Emmastraat (no. 7-25 en in 1921 no. 2-24). De Stationsstraat werd in deze jaren verder door de particuliere bouw, op enkele perceeltjes na, volgebouwd. De woningbouwvereniging zette haar activiteit voort in de omgeving van de Emmastraat, waardoor geleidelijk een nieuwe wijk ontstond met o.a. Van Brachtstraat, Sophiastraat en Prins Hendrikstraat. Voordat de gemeente de namen officieel had vastgesteld werd de Van Brachtstraat wel aangeduid als ‘Van der Burgstraat’ naar de aannemer van de nieuwe woningen.
In 1941 kwamen nog woningen gereed in de Prins Hendrikstraat (no. 1-5 en 2-16), de Van Brachtstraat (no. 38-50) en aan het begin van de Emmastraat (no. 1-5). Op andere locaties werden huizen door particulieren neergezet, zoals aan de Wethouder van der Vaartlaan (1938/39) en het Emmapark (1940/41).
In de latere oorlogsjaren kwam de bouw geheel stil te liggen.
Na de oorlog kwam de woningbouw echter betrekkelijk snel weer op gang. In 1947 verrezen er weer enige woningwetwoningen aan de Prins Hendrikstraat (no. 18-26) en in 1949 aan de Emmastraat (no. 57-61). In hetzelfde jaar werd de Willem de Zwijgerlaan bebouwd. In de periode 1950-1960 werd het gehele gebied tussen Willem de Zwijgerlaan en Hoflandstraat vrijwel volgebouwd, waarbij een groot deel tot stand kwam door particuliere ondernemers. Ook de Julianalaan werd aangelegd. De Hoflandstraat vormde voorlopig het eind van de bebouwing.
Tot nu toe is praktisch alleen gesproken over woningen, maar in 1916 werd de Coöperatieve Groenteveiling opgericht. Deze zette op een terrein langs de Parallelweg een veilinggebouw neer. In 1929 moest dit al worden vervangen door een nieuw complex met een groter veilinggebouw achter de Stationsstraat. Inmiddels is dit ook verdwenen. Door de grootschaliger aanpak van de afzet van tuinbouwproducten en bloemen is de veiling in 1982 opgeheven. Tuinbouwers uit Pijnacker brengen nu hun producten naar veilingen elders (Berkel, Honselersdijk, Aalsmeer).
Ook in de tuinbouw ging men voort met uitbreiden. Aan de Klapwijkseweg kwam in de jaren 1956/1957 een groot tuinbouwgebied tot exploitatie, genaamd Korea, naar de toen nog vers in het geheugen liggende Koreaanse oorlog. Dit is een uitgebreid kassengebied met diverse kleine zijweggetjes, waar ook de meeste Pijnackenaren de weg niet weten.
Aan het eind van de jaren vijftig kwam er een eerste uitbreiding van de bebouwing aan de noordzijde van het dorp, met als belangrijkste wegen Acacialaan, Meidoornlaan en
Goudenregensingel. Deze werd al snel gevolgd door een verdere uitbreiding noordwaarts in de zestiger jaren met doortrekking van Acacialaan en Meidoornlaan en aanleg van Thorbeckelaan en Nobellaan, om enkele van de hoofdverkeersstraten te noemen.
Het hoogteverschil tussen de verschillende polders liet men bestaan, wat leidde tot de namen Hoge Noord en Lage Noord, resultaten van een prijsvraag, uitgeschreven door de gemeente. Deze namen zijn echter alweer vrijwel in onbruik geraakt. Daarna verrees in het eind 60’er jaren nog een complex vrij hoge flatwoningen voorbij de Nobellaan. Hier stopte de uitbreiding in noordelijke richting.
In Plan Noord overwegen de eengezinswoningen, maar er zijn ook enige flatgebouwen, voorts scholen, een gemeenschapshuis, een centrum voor bejaarden en twee kleine winkelcentra. Het meest opmerkelijke is het Park Berkenhof, een wijkje met patiowoningen.
In de loop van de 70’er jaren ging de uitbreiding vooral in zuidelijke richting. Rond 1965 had men een terrein aan het einde van de (verlengde) Emmastraat aangewezen voor industrievestiging. Rond 1975 kwam een groot uitbreidingsplan voor woningbouw tot uitvoering. Het industrieterrein werd keurig ingekapseld en er kwam een wijk tot stand die de bebouwde kom van Pijnacker bijna verdubbelde.
Na afbraak van de school in het oude dorp kon ter plaatse een verbinding worden gemaakt tussen Kerkweg en Julianalaan. Later zijn ten behoeve van de woningen in Plan Zuid ontsluitingswegen aangelegd, die buiten de kom van het dorp omgaan. Had men in bepaalde delen van Plan Noord al enige experimenten toegepast die het autoverkeer bemoeilijkten, in Plan Zuid is men hierin zeer consequent te werk gegaan. De twee hoofdverkeersstraten zijn smal met vele bochten en obstakels en hebben nergens verbinding met elkaar. In feite zijn ze beide doodlopend. Dit geldt ook voor de zijstraatjes en zijhofjes: of ze lopen dood of ze komen weer met een bocht op de weg uit. De hier verrezen woningen zijn zeer gevarieerd. Weliswaar overheersen de eengezinswoningen, maar er zijn ook veel andere woonvormen, zoals appartementenbouw, flats, bungalows en villa’s.
In het centrum van Pijnacker ontstond een riant wijkje langs de nieuw aangelegde Van der Horstlaan en de Europalaan. Hiervoor werd een stuk kassengebied opgeofferd.
Bij het raadhuis ontstond een echt winkelcentrum.
Het voormalige veilingterrein werd in de jaren 1985/1986 volgebouwd met woonhuizen.
Ten slotte kan worden vermeld, dat sedert 1957 het industrieterrein aan de Boezemweg geleidelijk is ontwikkeld.
Omstreeks 1985 is er aan de expansie van het dorp een voorlopig einde gekomen, al worden hier en daar nog open plekken opgevuld en heeft de gemeente nog wel uitbreidingsplannen in portefeuille (b.v. in de omgeving van de Klapwijkseweg).
In het bovenstaande is de ontwikkeling alleen in grote lijnen aangegeven. Ook op andere plaatsen is nog wel gebouwd, zoals aan de Vlielandseweg (in verschillende jaren) en achter de Noordweg (ca. 1980).
Waaraan de gemeente Pijnacker bij de uitbreiding geen aandacht heeft geschonken is de behoefte van een voorstadsbevolking aan parken en boscomplexjes voor nabije recreatie. De vele particuliere tuinen en tuintjes maken parken bepaald niet overbodig. Toevallig was er een stuk onbebouwd terrein tussen Oostlaan en Emmapark overgebleven waarop een bescheiden parkje is aangelegd, maar verder hoopt men dat de Delftse Hout zo ver zal uitbreiden dat deze ook vanuit Pijnacker toegankelijk wordt. De afstanden in Pijnacker zijn echter inmiddels zo groot geworden dat dit voor een belangrijk deel van de inwoners geen oplossing voor de nabije recreatie zal bieden.
In andere delen van de gemeente Pijnacker heeft niet een dergelijke onstuimige groei van de bebouwing plaats gevonden. Wel zijn in Delfgauw twee wijken ter weerszijden van het kruispunt verrezen: een woon- en industriewijk aan de Delftse zijde en een klein woonwijkje diametraal daartegenover. In Oude Leede, dat vrij moeilijk bereikbaar is, is wel enige vernieuwing opgetreden, maar uitbreiding nauwelijks. Ook Katwijk en Nieuwkoop hebben geen uitbreiding van betekenis ondergaan. In deze buurtschappen is het landelijk karakter behouden gebleven.
Bevolking
Om enige indruk te geven van de groei van de Pijnackerse bevolking in de laatste 100 jaar, drukken we het volgend overzicht af (zie ook afb. no. 59):
Dit slaat op de gehele gemeente Pijnacker. Van het dorp Pijnacker alleen zijn geen exacte cijfers bekend. Het is duidelijk dat de groei van de bevolking voor het overgrote deel tot stand kwam door vestiging van personen van elders. Vooral de grote steden zagen een deel van hun bevolking vertrekken naar omliggende dorpen. Dit is een algemeen na-oorlogs verschijnsel. Het grootste deel van de huidige inwoners is dan ook niet in Pijnacker geboren.
Afb. no. 59 Beroepsstructuur bevolking Pijnacker 1930, 1960 en 1971
Afb. no. 60 Bevolkingsomvang Pijnacker 1820 – 1985
De Hofpleinlijn, oorspronkelijk bedoeld als een tweede (concurrerende) verbinding tussen Rotterdam en Den Haag, heeft daardoor meer het karakter van een forensenlijn gekregen, nl. voor de mensen die in de dorpen langs de lijn wonen en in de grote steden werken. De beroepsstructuur van de bevolking is daardoor ingrijpend gewijzigd, zoals blijkt uit de volgende tabel en afb. no. 60:
De gegevens van 1971 zijn verkregen uit de laatstgehouden volkstelling.
Voorzieningen van openbaar nut
De groei van de bevolking vorderde ook het treffen van allerlei voorzieningen, zoals elektriciteit, water en gas. Elektriciteit
In 1912 richt onze gemeente een verzoek om levering van elektriciteit tot de Gemeente Delft. Delft zendt een ontwerpcontract waarin wordt voorgesteld stroom te leveren, ’s avonds tegen 12 cent per kWh en overdag tegen 6 cent per kWh.
Men komt tot overeenstemming. Op 15 augustus 1912 wordt de overeenkomst gepubliceerd in het bijvoegsel van de Delftse krant en op 29 augustus daaraanvolgend wordt de overeenkomst ter tekening toegezonden aan het Gemeentebestuur van Pijnacker.
We mogen aannemen dat kort daarop met de aanleg van de leidingen en de levering is begonnen, want op 28 november 1912 wordt ook voor de straatverlichting overgeschakeld op elektriciteit. Men gaat over tot het plaatsen van 63 masten, waarvan 23 zonder lampen en 40 met een lamp, waaronder 4 nachtlampen. Op 16 mei 1913 krijgen ook de Vlielandseweg, de Nieuwkoopseweg en de Katwijkse Buurt elektrische straatverlichting.
Water
Op 9 april 1923 laten Burgemeester en Wethouders een aantal brieven uitgaan naar onder meer Boskoop, Rotterdam en Delft om inlichtingen in te winnen over de voorwaarden waaronder genoemde gemeenten bereid zouden zijn water te leveren aan de gemeente Pijnacker.
Afb. no. 61: De 1e rekening voor de levering van gas.
In 1927 komt het tot een afspraak tussen de gemeenten Benthuizen, Berkel, Bleiswijk, Moerkapelle, Nootdorp, Pijnacker, Zevenhuizen, Zegwaart Zoetermeer en eventueel Bergschenhoek om gezamenlijk een waterdistributiebedrijf op te richten.
In 1927 verlenen Gedeputeerde Staten vergunning voor het hebben van een bedrijf voor distributie van water en in april 1928 wordt begonnen met de levering van water aan (een deel van) de bewoners. Officieel neemt de distributie van water op 21 november 1928 een aanvang. Gas
Gas laat nog enkele jaren op zich wachten, maar op 15 december 1927 laat prof. ir. Chr. K. Visser weten dat de Fabrieken van Gas en Elektriciteit en de Waterleiding der Gemeente Delft tot gaslevering aan de Gemeente Pijnacker gereed zijn. In de maand januari 1928 stromen de eerste kubieke meters naar de Pijnackerse verbruikers en wordt het Gemeentelijk Gasbedrijf te Pijnacker de rekening gepresenteerd (afb. no. 61). Radiodistributie
In 1931 richt de heer W. Stoorvogel zich tot B. en W. van Pijnacker en tot de P.T.T. in Den Haag met het verzoek een radio-distributiebedrijf te mogen beginnen. Begin 1932 kwamen de vergunningen af en werd met de aanleg van het dradennet begonnen.
Afb. no. 62: Dhr. Stoorvogel in zijn radiodistributie-centrale
Op 1 april 1932 werden de eerste acht abonnees aangesloten op de beide Nederlandse zenders, later uitgebreid met een buitenlands programma. Het net werd geleidelijk uitgebreid tot een totale lengte van ongeveer 8 km. Het aantal abonnees groeide tot ca. 200. De abonnees hadden alleen een luidspreker nodig. Voor f 0,50 per week kregen zij van ’s morgens acht tot middernacht de programma’s.
In 1936 werd door de P.T.T. aan de exploitanten van Radiocentrales vergunning verleend om enige dagen per week ’s avonds van zeven tot acht eigen grammofoonplaten te draaien. Ook de heer Stoorvogel maakte hiervan gretig gebruik voor zijn abonnees. Hij is dus hiermee de eerste Pijnackerse discjockey geworden.
Met Kerstmis 1940 werden op last van Seyss-Inquart alle radiocentrales door de P.T.T. genaast. Ook de heer Stoorvogel raakte zo op één slag zijn gehele bedrijf kwijt. Op sommige panden in Pijnacker treft U als laatste herinnering nog de zware loden kabel aan, die gediend heeft voor de radiodistributie.
Pijnacker in de Tweede Wereldoorlog
Vooraf
Toen in augustus 1939 de mobilisatie in ons land werd afgekondigd, teneinde de oorlog, waarmee ook Nederland door Duitsland bedreigd werd, buiten onze grenzen te houden, was daar in Pijnacker eveneens de nodige politieke strijd aan vooraf gegaan. De Nazipartij had elders in de wereld ook aanhang verkregen. De Nationaal Socialistische Beweging (NSB) had eenmaal in ons dorp haar top van 7,2% (204 stemmen) bereikt, nl. bij de Statenverkiezingen in 1935.
Tegen het uitbreken van de oorlog was deze sympathie echter sterk achteruitgegaan. De uitslagen van de diverse verkiezingen in de tweede helft van de dertiger jaren in Pijnacker, geven het volgende beeld:
Staten 1935, verlies voor alle bestaande partijen uitgezonderd de SGP;
| RK | CH-AR | SDAP | Lib. | SGP | NSB | Div | Totaal aantal stemmen | |
| Staten 1935 | 29,5 | 30,3 | 7,6 | 1,5 | 8,8 | 7,2 | 6,1 | 2568 |
| Kamer 1937 | 30, 1 | 36, 5 | 8,2 | 2,8 | 6,8 | 5,4 | 5,2 | 2787 |
| Staten 1939 | 28,6 | 35,9 | 8,1 | 3,1 | 6,8 | 3,5 | 6,0 | 3855 |
Tijdens de mobilisatie waren ook alle jonge mannen uit Pijnacker onder de wapenen. Hier was een afdeling pontonniers gestationeerd (zie afbeelding no. 64).
Toen kwam de spanning van de meidagen 1940. Zou Duitsland ook ons land binnenvallen, net als kort daarvoor Denemarken en Noorwegen was overkomen?
Afb. no. 64: Een patrouille Nederlandse soldaten, gelegerd in het CJMV-gebouw aan de Kerkweg, marcheert over de Laanbrug tijdens de mobilisatie in 1939-1940.
Nederland in oorlog
Lering getrokken uit de aanval op Scandinavië, hadden onze soldaten op de avond van 9 mei op vliegveld Ypenburg nog verdedigingswerken gelegd en had men vrachtauto’s geparkeerd op Rijksweg 13 (van Den Haag naar Rotterdam), ter hoogte van Ackersdijk, toen nog gedeeltelijk gemeente Pijnacker, teneinde luchtlandingen te bemoeilijken, zo niet onmogelijk te maken.
Toen kwam 10 mei 1940. Iedereen in Pijnacker die om ca. 4.00 uur in de ochtend nog niet wakker geworden was van het lawaai van enkele honderden overvliegende vliegtuigen met parachutisten om Den Haag te omsingelen en de vliegvelden Ypenburg, Ockenburg en Valkenburg te bezetten, werd gewekt door een geweldige klap, toen een lading bommen viel, vlak achter de voormalige boerderij van de heer J.A.C. Ruigrok (afgebroken in de winter van 1968/69), waar nu het zwembad ligt.
Bij Ypenburg en bij Delft op Rijksweg 13 zag men de Duitse luchtlandingstroepen in actie. Grote transportvliegtuigen kwamen laag over en trachtten te landen bij de eerdergenoemde plaatsen. In deze chaos was overal lawaai, vuur en rook.
Soldaten schoten met geweren op de laag overvliegende transportvliegtuigen. Burgers vonden dit gevaarlijk en lieten dan ook blijken van afkeuring horen. Geruchten brachten ook velen in paniek. Later vonden hevige gevechten plaats langs deze Rijksweg en in het gebied van de niet-uitgeveende polder Ackersdijk, die nu beschermd wordt als natuurreservaat.
De Duitsers waren goed georiënteerd. Uit in beslag genomen kaarten bleek dat zij volledig op de hoogte waren van de plaatselijke situatie; zelfs de zojuist omgevallen Scheve Toren in het oude dorp stond op de kaarten aangegeven. Zij hadden evenwel een grote vergissing gemaakt. Het was de bedoeling dat de vele vliegtuigen zouden landen op de Rijksweg DelftOverschie. Maar tussen de Rijksweg en het rijwielpad bevond zich een zachte strook grond waarin de vliegtuigen terecht kwamen, omsloegen en in vele gevallen in brand vlogen. Vandaar ook het grote aantal vernielde vliegtuigen dat men na de capitulatie aldaar kon aantreffen.
Inmiddels waren 2 burgers en een militair van het corps pontonniers in deze chaotische toestand omgekomen. Met de afschuwelijke brand na het bombardement op Rotterdam (14 mei) kwam het trieste einde van 5 dagen strijd.
Spoedig keerden ook onze eigen dienstplichtigen naar huis terug. De capitulatie hebben velen maar moeilijk kunnen verwerken. De bezettingstijd
Op 16 mei kwamen de eerste Duitse soldaten. Iedereen ging kijken. Later kwamen ook legeronderdelen met paarden en wagens die op doortocht waren naar Frankrijk. Gedurende de eerste jaren van de bezetting bleef het toch in feite vrij rustig. Ook het burgerlijk bestuur functioneer
de redelijk normaal. Politieke partijen en de vrije pers waren echter verboden. Alleen de NSB manifesteerde zich in haar optreden naar buiten, geminacht en gehaat. Pas toen de oorlog een grimmiger karakter kreeg veranderde de situatie. De oorlogshandelingen namen toe en menige nacht trokken de geallieerde vliegtuigen op weg naar doelen ergens in Duitsland over, maar werden hevig beschoten door het bij Rotterdam opgestelde luchtafweergeschut. Later vlogen de Amerikanen ook overdag.
Op een zondagmiddag stortte een groot vliegtuig neer aan de Strikkade. De piloot had nog geprobeerd een open terrein te bereiken om een noodlanding te kunnen uitvoeren, waardoor hij te laat uit zijn machine sprong. De overige leden van de bemanning werden gevangen genomen.
Wel hadden bepaalde groepen inwoners al spoedig rechtstreeks te maken met de zogenaamde ‘arbeidsinzet’. Men werd gedwongen in Duitsland arbeid te gaan verrichten of te helpen verdedigingswerken aan te leggen voor de weermacht elders.
Tegen de tijd dat de lang verbeide geallieerde invasie naderde, 6 juni 1944 ‘Decision-day’, werden ook hier weer sterke troepenconcentraties samengetrokken, o.a. bij Delfgauw, en verdedigingswerken aangelegd in de polders ter voorkoming van geallieerde luchtlandingen. Polders in de omgeving, o.a. bij Berkel, werden voor hetzelfde doel onder water gezet. De gedwongen tewerkstelling
In 1942 en 1943 werden in opdracht van de bezetter bepaalde leeftijdsgroepen uit het bevolkingsregister gelicht en aangewezen om in Duitsland te gaan werken. Uit Pijnacker, toen nog overwegend agrarisch, vertrokken ook diverse groepen.
“Ik was 23 jaar en werd ook aangewezen in Duitsland te gaan werken. Onderduiken? Men begon ervan te horen, maar waar en voor hoelang? Bovendien waren de berichten van anderen uit Duitsland nou ook weer niet zo ongunstig. Juli 1943 vertrokken we met 53 jonge mannen naar Zoetermeer. Daar moesten we in een goederenwagon stappen en pas weer in Frankfort konden we deze verlaten.
Toen gelijk door naar een barakkenkamp bij een wapenfabriek. Met vele andere buitenlanders hebben we daar hard moeten werken. Ongeveer 30 bombardementen meegemaakt en toen in
1945 bevrijd door de Amerikanen”
Pas later ging men algemeen aan onderduiken denken, wanneer alle pogingen tot het verkrijgen van vrijstelling of de mogelijkheden voor het vervalsen van papieren waren mislukt. Eind 1943 en in 1944 doken heel wat jonge mannen onder of zochten een goed heenkomen in Friesland of de Achterhoek. Toch was ook in Pijnacker zelf een niet onbelangrijk aantal onderduikers gehuisvest. De organisatie liep vaak via de kerken. De landelijke verzetsgroep verleende in deze fase veel hulp aan onderduikers en distribueerde bonkaarten die bij overvallen waren buitgemaakt, niet vaak zonder gevaar voor eigen leven. Toen door massaal onderduiken en desorganisatie (sabotage) van het bestuur de Duitsers niet meer langs georganiseerde wegen aan arbeidskrachten konden komen om de opengevallen plaatsen in de oorlogsindustrie op te vullen, ontkwam ook ons dorp niet aan razzia’s. Legereenheden grepen iedere man tussen 18 en 40 jaar die ze maar te pakken konden krijgen.
“Het was reeds donker. Ik moest nog even naar de andere kant van Delfgauw. Het viel me op dat niemand op straat was. Plotseling werd ik bij de school door Duitse soldaten aangehouden en de school ingejaagd. In de school zaten al veel mannen, ook vrouwen en kinderen. Niemand kon dus waarschuwen. Toch zagen nog een aantal jonge kerels kans om via een w.c.-raampje te ontsnappen. Ik kon er niet doorheen. Later werden we geselecteerd en via Delft op transport gesteld naar Duitsland. Tijdens deze rit heb ik mijn leven geriskeerd door ergens in het Gelderse uit de rijdende trein te springen”
In Pijnacker hebben deze hardhandige acties toch weinig resultaat opgeleverd. Al met al heeft deze handelswijze van de bezetter het verzet wel doen toenemen. Verzet
Hier werd actief verzet in de beginperiode slechts door een enkeling geboden. Het was ook zeer gevaarlijk. Het verraad loerde overal. In een latere fase van de oorlog werden instructies e.d. genegeerd of verkeerd uitgelegd. Meer en meer werd het Nationaal Socialisme doorzien en toen de bezetter brutaler ging optreden, onrecht en verdrukking toenamen, werd ook de bereidheid het eigen leven te riskeren groter. Vooral toen hulp aan onderduikers noodzakelijk werd, veranderde er veel en zagen ook bredere lagen van de bevolking in, dat actief verzet geboden was. Distributiekantoor
In die dagen hadden wij veel overvallen op distributiekantoren. Voor wat Pijnacker betreft, is dat anders opgelost. De kassier is er zelf met vele bonkaarten vandoor gegaan, die vanzelfsprekend ter bestemder plaatse kwamen. Betrokkene is tegelijkertijd ondergedoken. Het Pijnackerse bevolkingsregister werd, om ‘uitzending’ naar Duitsland te bemoeilijken, geroofd en vernietigd. Uit oud-militairen en leden van de luchtbescherming werd de Ordedienst, kortweg O.D. genaamd, opgericht. Individueel werd meegewerkt aan spionageactiviteiten en werden clandestiene blaadjes verspreid. Dit laatste was vaak het werk van jonge meisjes die op een oude fiets elders deze blaadjes ophaalden en alhier doorgaven. In september 1944 had het geallieerde hoofdkwartier er behoefte aan om achter de linies een georganiseerd geheim leger op te bouwen. Ook hier werd toen de O.D. omgezet in de B.S., Binnenlandse Strijdkrachten. In Pijnacker en in Delfgauw werden ook afdelingen opgericht.
Wapens zouden vanuit de lucht worden gedropt. Toen dit op een nacht in de Zuidpolder van Delfgauw zou plaatsvinden, bleek het gehele plan uitgelekt en moest het vliegtuig uitwijken naar Zwammerdam. Hier hebben leden van de Delfgauwse groep het ‘klusje’ toen opgeknapt en met een veilingschuit de ‘veilinglading’ moeten ophalen.
Ook in de Oude Polder tussen de Berkelseweg en de Klapwijkseweg werd er gedropt. Deze wapens waren bestemd voor Rotterdam en werden in melktanks naar deze stad vervoerd. De Berkelse B.S. had de leiding bij deze operaties. Een aardige anekdote:
“Ik was op een avond naar een boer aan de Berkelseweg geweest en ik dacht maar door de polder terug te gaan. Ik had in die polder wel een vliegtuig gezien dat laag overvloog, maar ik had er op dat moment geen erg in dat er gedropt werd. Plotseling zag ik mij omringd door een tiental Duitse soldaten, maar het eigenaardige was dat ze Nederlands spraken. Het waren Berkelse verzetsstrijders in Duitse uniformen. Ze zeiden tegen mij: “Verroest, ben jij het, maak dat je wegkomt, anders krijg je nog een kist wapens op je kop”. U kunt het geloven of niet, maar ik wilde wel weg”.
Gelukkig kwam de bevrijding hier zonder bloedvergieten. Van de B.S.-groepen meldden zich nog ongeveer 25 jongemannen als oorlogsvrijwilliger ten einde mee te helpen de Japanners te verdrijven. Dat ook deze taak later niet meer nodig bleek, heeft veel ellende bespaard, naar wij nu weten.
Later toch in Indië aangekomen en aangevuld met dienstplichtigen, kreeg men opdracht orde en vrede te brengen, daar waar het zogenaamde bevrijdend geweld overwegend de bevolking terroriseerde.
Deze, anno 1975 ogenschijnlijk zinloze, maar voor degenen die het meemaakten en onder deze bevolking leefden geenszins zinloze opdracht, kostte 4 Pijnackerse mannen het leven. Voedselvoorziening
Met de distributie kwam ook de schaarste. Boeren werden verplicht een deel van hun grasland om te zetten in bouwland. Hierbij was koolzaadteelt verplicht. Menigeen zorgde voor een eigen groentetuintje, terwijl tabaks-teelt eveneens druk werd beoefend. Later bleek dit een uitstekend ruilmiddel te zijn. Tegen het einde van de oorlog was er aan alles een groot tekort. De toewijzing via de distributie was onvoldoende. Wie goede contacten had met de agrariërs, bleef daar zuinig op. Af en toe een fles melk was al een welkome aanvulling.
Overigens waren de boeren de wanhoop nabij, toen veel stedelingen op zogenaamde voedseltochten gingen. Ook in Pijnacker is hier en daar, ondanks het agrarische karakter van het dorp, toch op het einde van de oorlog, 1944-1945, verschrikkelijke honger geleden of kwamen velen van het allernoodzakelijkste tekort. De gaarkeuken
Voor het bereiden van de maaltijden was vlees nodig en dat vlees moest bij de boeren vandaan komen in de vorm van een kalf, een pink of een koe. Maar de boeren hadden veeboekjes, waarin hun hele levende have vermeld stond. De volgende oplossing werd gevonden. Een boer leverde een pink, maar die pink werd tijdens de nacht gestolen. Er volgde dan een aangifte van diefstal bij de politie. Deze gaf daarop een verklaring af, waarin stond dat de desbetreffende boer aangifte had gedaan van diefstal van een pink. De boer ging dan met de verklaring naar de plaatselijke voedselcommissaris, die vanzelfsprekend op de hoogte was, en die de pink dan afschreef van het veeboekje van de boer. Ook moesten boomstammen om te stoken worden bijgeleverd.
Toen in de laatste dagen van de hongerwinter de voedseldroppingen plaatsvonden, gaf dit een sterke morele steun om nog even vol te houden. Boven Ypenburg openden honderden bommenwerpers voor het laatst hun bommenluiken om zakken voedsel af te werpen. Boeren uit o.a. Delfgauw werden opgetrommeld om met paard en kar het transport te verzorgen.
Ook in Pijnacker woekerde de zwarte handel welig. Tabak, boter, tarwe, vlees, welhaast onvermijdelijk in zo’n situatie. Maar aan de andere kant is van een bakker bekend dat hij wel brood wilde bakken van eigen graanmeel, maar dan altijd de helft opeiste voor een gezin waar gebrek werd geleden. Bij de erwtenpikkerij konden kinderen af en toe soep komen eten. Toen de bevrijding kwam, kwam met de Canadezen ook het voedsel, Zweeds wittebrood! Wij hebben het in onuitsprekelijke dank aanvaard. Terugblik
Pijnacker is in de oorlog gespaard gebleven voor grote vernielingen. In de meidagen van 1940 is hevig gevochten op Pijnackers grondgebied bij Ackersdijk en Rijksweg 13. Tientallen vliegtuigen lagen toen her en der verspreid.
Toenemende schaarste en tewerkstelling in Duitsland kenmerkten het algemene beeld. De groeiende onvrijheid en de opgelegde dwang gaven een toename van het verzet te zien, wat aanvankelijk slechts gering en meer principieel gericht was.
Angst over het lot van verwanten, oorlogsgeweld, onzekerheid, gebrek en onderdrukking hebben menigeen in deze oorlogsjaren getekend.
Dodelijke slachtoffers
Ten gevolge van de oorlog hebben de volgende dorpsgenoten het leven verloren:
Burgers
– Meidagen van 1940:
- van Wijk, Rijk Cornelis Frederik, geb. 26-11-1919, overl. Pijnacker, 10-5-1940.
- Otting, Marinus Lambertus, geb. 29-4-1878, overl. Voorburg, 14-5-1940.
– Als dwangarbeider in Duitsland:
1 door oorlogsgeweld:
- Hoogendijk, Hendrikus Wilhelmus, geb. 10-4-1924, overl. Wöllstein, 16-3-1945.
- van Baarle, Jan, geb. 4-12-1925, overl. Paderborn, 27-3-1945.
- Verhoef, Willem, geb. 13-9-1923, overl. Oldenburg, 26-4-1945.
- Reicholdt, Wilhelmus Albertus, geb. 1-4-1924, overl. Frankfurt a. M., 4-6-1945.
2 Aan ernstige ziekte of ten gevolge van ontbering door gevangenneming:
- Verbakel, Anthonius Henricus, geb. 19-3-1923, overl. Frankfurt a. M., 10-1-1944.
- Dijkshoorn, Jacob, geb. 29-5-1925, overl. Berlijn-Spandau, 10-4-1944.
- Hager, Rinze, geb. 5-5-1927, overl. Pijnacker, 13-11-1944· ’t Hart, Adrianus, geb. 2-6-1912, overl. Delft, 17-6-1945,
3 Als Joods medeburger ten gevolge van concentratiekamp:
- Sanders, Jacob, geb. 23-2-1887, overl. Midden-Europa, 28-2-1945.
- Andriesse, Hedig, geb. 21-2-1915, overl. Oswiecim (Auschwitz), 21-9-1942.
- Bialer, Hana, geb. 13-8-1918, overl. omgeving Auschwitz, 14-9-1942.
- Heyman, Mozes, geb. 9-2-1909, overl. Oswiecim (Auschwitz), 11-11-1942.
4 Als zeevarenden vermist:
- de Jong, Willem Nicolaas, geb. 2-11-1895, overl. Noordzee, 4-9-1940.
- Groen, Martinus, geb. 10-1-1899, overl. Javazee, 2-1-1942.
Verzetsstrijders, gefusilleerd of in concentratiekamp omgekomen:
- Goldberg, Adriaan Hendrikus Abraham, geb. 8-6-1919, overl. Brussel, 20-4-1944.
- Schoonbeek, Marinus Jacobus, geb. 24-5-1912, overl. Vught, 4-9-1944.
- van Hemmen, Napoleon, geb. 28-3-1908, overl. Dachau, 16-2-1945.
Militairen
-bij het KNIL 1942-1945:
- den Braver, Hendrik, geb. 26-10-1911, overl. Thailand, 20-5-1943
-in Indonesië 1945-1950:
- van Erven, Dirk, geb. 24-6-1922, overl. Batavia, 23-5-1946.
- Hazeu, Adrianus, geb. 27-3-1927, overl. Karanlewas-Lor, 16-8-1947.
- van Thiel, Sander Jan, geb. 17-8-1928, overl. Malahajoe, 12-4-1949.
- van der Vorm, Arie, geb. 13-2-1926, overl. Ngetrep, 19-6-1949.
Overige omgekomenen:
- van Rijn, Maria Jacoba, geb. 30-4-1922, overl. Wenen, 10-9-1944.
- van Dam, Hendrik, geb. 9-9-1923, overl. onbekend.
- van der Klei, Cornelis, geb. 17-4-1917, overl. onbekend.
- Wentink, Adriaan, geb. 28-6-1903, overl. Opladen, 28-12-1944·
Deze bijdrage is uiteraard beperkt en onvolledig, doch mogelijk kan zij ertoe bijdragen dat uit reacties hierop een vollediger beeld zou kunnen ontstaan van de situatie in Pijnacker ten tijde van de jaren 1940-1945.
Bronnen:
- Gemeentearchief Pijnacker.
- -Informatie van de heren M.G. Remijn en A.A. Fermont.
U bevindt zich hier: Home > Geschiedenis van Pijnacker > Schetsen van Pijnacker >












